Wat is Situationeel Leiderschap?
Situationeel leiderschap is een praktische aanpak waarbij je jouw leiderschapsstijl afstemt op wat je medewerker nodig heeft. Niet iedere situatie vraagt om dezelfde aanpak. De ene medewerker heeft duidelijke instructies nodig, terwijl een ander juist vrijheid en vertrouwen wil. Het model, bedacht door Paul Hersey en Ken Blanchard, biedt vier leiderschapsstijlen die je flexibel kunt inzetten: Leiden, Begeleiden, Steunen en Delegeren. Door goed in te spelen op de vaardigheid en motivatie van je medewerker krijg je betere resultaten, vooral in verandertrajecten en bij continu verbeteren.
Veel leiders vervallen vaak in één favoriete stijl. Maar de kracht van situationeel leiderschap zit juist in het aanpassingsvermogen. Stel dat je teamlid nieuw is bij een verbeterproject: die heeft behoefte aan duidelijke instructies en heldere kaders. Later, wanneer diezelfde collega ervaring en zelfvertrendheid heeft opgebouwd, is delegeren veel effectiever. Situationeel leiderschap helpt je dus om continu je aanpak bij te stellen. Zo stimuleer je zelfstandigheid en vergroot je betrokkenheid, twee essentiële factoren voor succesvolle verandering en verbetering in je organisatie.
De vier leiderschapsstijlen van Situationeel Leiderschap (Hersey & Blanchard)
Hersey en Blanchard ontwikkelden hun model op basis van uitgebreid onderzoek naar effectief leiderschap. Ze ontdekten dat de effectiviteit van een leider sterk samenhangt met de combinatie van de taakvolwassenheid en motivatie van medewerkers. Dit noemen ze ook wel 'maturity' of volwassenheid. Medewerkers met minder ervaring of motivatie hebben bijvoorbeeld een directievere aanpak nodig dan ervaren collega's die al zelfstandig werken. Zo kwamen ze uiteindelijk tot vier praktische leiderschapsstijlen:
Leiden (instrueren): Deze stijl is sterk taakgericht. Als leider geef je heldere instructies en controleer je het werk regelmatig. Je gebruikt deze stijl vooral bij medewerkers die nog weinig ervaring hebben of onzeker zijn.
Begeleiden (overtuigen): Bij deze stijl bied je nog steeds veel sturing, maar geef je ook ruimte voor dialoog. Je legt uit waarom taken belangrijk zijn en moedigt medewerkers actief aan om vragen te stellen. Ideaal wanneer iemand wel gemotiveerd, maar nog onzeker is.
Steunen (participatief): Hier geef je weinig instructies, maar juist veel emotionele ondersteuning. Je medewerker heeft voldoende kennis, maar misschien ontbreekt het nog aan zelfvertrouwen. Door betrokkenheid te tonen vergroot je het vertrouwen.
Delegeren: In deze stijl geef je medewerkers maximale vrijheid en autonomie. Je vertrouwt erop dat ze taken zelfstandig uitvoeren, zonder veel toezicht of instructies. Perfect voor ervaren en gemotiveerde teamleden.
Het situationeel leiderschapsmodel benadrukt vooral flexibiliteit. Geen enkele stijl is beter dan de andere, maar wel effectiever afhankelijk van de situatie. Als leider moet je daarom regelmatig evalueren wat je medewerker nodig heeft. Door continu bewust te schakelen tussen stijlen, haal je het beste uit je team en stimuleer je blijvende ontwikkeling.