Hoe stel ik een nulmeting op met Lean?
Binnen Lean draait een nulmeting vooral om het zichtbaar maken van verspillingen en prestaties in relatie tot klantwaarde. Daarbij werk je met zowel continue data (bijvoorbeeld doorlooptijd in dagen of wachttijd in minuten) als discrete data (bijvoorbeeld aantal klachten of aantal defecte producten). Het verschil is belangrijk: continue data laat variatie zien op een schaal, terwijl discrete data aantallen of frequenties weergeeft. Ook de Process Cycle Efficiency (PCE) uit een Value Stream Map kan dienen als nulmeting, omdat dit een helder startpunt geeft van hoeveel waarde toevoegende tijd er in een proces zit.
Breng de waardestroom in kaart en meet de prestaties op de belangrijkste stappen.
Gebruik visuele middelen zoals grafieken en tabellen om inzicht te creëren.
Leg altijd de koppeling met wat de klant belangrijk vindt.
Een productiebedrijf kan bijvoorbeeld meten hoeveel procent van de orders op tijd wordt geleverd en hoeveel wachttijd er optreedt tussen processtappen. In een gemeente kan een nulmeting laten zien dat de gemiddelde doorlooptijd van een vergunningaanvraag 45 dagen is, terwijl de klantverwachting op 30 dagen ligt. Ook hier kan een PCE-berekening uit een VSM inzicht geven: als slechts 10 procent van de tijd waarde toevoegt, weet je waar de eerste verbeteracties nodig zijn.
Hoe stel ik een nulmeting op met Six Sigma?
In Six Sigma ligt de focus bij een nulmeting op het kwantificeren van problemen en variatie. Dat kan eenvoudig beginnen, bijvoorbeeld met het tellen van aantallen klachten of het berekenen van percentages afgekeurde producten. Maar Six Sigma biedt daarnaast specifieke kengetallen die je in staat stellen om processen dieper en nauwkeuriger te beoordelen. Dat is de kracht van Six Sigma: je maakt problemen meetbaar op een manier die verder gaat dan een simpel gemiddelde of percentage.
PPM (Parts Per Million) en DPMO (Defects Per Million Opportunities) laten zien hoeveel fouten er optreden per miljoen producten of kansen. Dat maakt zelfs kleine afwijkingen zichtbaar.
Yield geeft aan welk percentage van de producten of transacties in één keer goed gaat. Een yield van 92% betekent dus dat 8% fouten oplevert.
Sigma level vertaalt dit naar een prestatieniveau, waarbij 6 Sigma gelijkstaat aan slechts 3,4 fouten per miljoen kansen.
Pp en Ppk zijn procesprestatie-indicatoren die laten zien hoe goed een proces presteert ten opzichte van specificaties, waarbij Ppk ook rekening houdt met de centrering van het proces.
De kunst is om deze kengetallen in te zetten zonder mensen te verliezen in statistiek. Een manager of team hoeft niet altijd alle formules te begrijpen, maar wil wel weten of het proces betrouwbaar is en of het voldoet aan de eisen van de klant. Stel dat een callcenter 5% van de gesprekken verkeerd afhandelt. Simpel gezegd is dat een yield van 95%. Vanuit Six Sigma kun je dit verder doorrekenen naar een Sigma level, waarmee je het resultaat kunt vergelijken met andere processen of sectoren. Zo helpt een nulmeting volgens Six Sigma om zowel simpel als diepgaand inzicht te geven in waar het proces staat.
Welke grafieken kan ik gebruiken bij een nulmeting?
De keuze voor een grafiek hangt af van het type data dat je wilt analyseren. Werk je met continue data of met discrete data? Het onderscheid is belangrijk, omdat elke soort data om een andere manier van visualiseren vraagt. Een goede grafiek maakt de nulmeting direct begrijpelijk en geeft richting aan waar verbeterkansen liggen.
Continue data
Continue data zijn waarden die je op een schaal kunt meten, zoals tijd, lengte, gewicht of doorlooptijd. Deze gegevens laten variatie zien en geven vaak meer detail. Om patronen, trends en spreiding zichtbaar te maken, zijn onderstaande grafieken geschikt:
Tijdreeks: laat prestaties over een periode zien, bijvoorbeeld doorlooptijd per dag.
IVP / Boxplot: toont spreiding en afwijkingen, handig om pieken en outliers snel te herkennen.
Histogram: geeft de verdeling van data weer, bijvoorbeeld hoe vaak een bepaalde doorlooptijd voorkomt.
Control chart: laat zien of een proces stabiel is of dat er bijzondere oorzaken van variatie zijn.
Discrete data
Discrete data bestaan uit telbare waarden zoals aantallen klachten, het aantal defecte producten of het aantal keren dat een fouttype voorkomt. Deze data zijn uitermate geschikt om te categoriseren en te groeperen. Bij nulmetingen gebruik je vaak:
Taartdiagram: geeft de verdeling van categorieën weer, bijvoorbeeld type klachten.
Staafdiagram: toont aantallen per categorie, eenvoudig en overzichtelijk.
Pareto-diagram: rangschikt oorzaken of fouttypes van groot naar klein, volgens het 80/20-principe.
Frequentietabel-grafiek: geeft overzicht van hoe vaak elk telbaar resultaat voorkomt, handig bij incidentregistraties.