Inleiding tot Operational Excellence
Operational Excellence draait om één ding: organisaties helpen om slimmer, sneller en efficiënter te werken. Niet door harder te werken, maar door processen zo te optimaliseren dat kwaliteit en productiviteit hand in hand gaan. Het gaat verder dan alleen kosten besparen; het draait om een cultuur waarin continu verbeteren de norm is. Bedrijven die dit omarmen, leveren consequent waarde aan hun klanten en blijven hun concurrenten voor. Of je nu in de productie, dienstverlening of zorg werkt, de principes van Operational Excellence zijn breed toepasbaar en zorgen voor duurzame groei.
Maar hoe bereik je dit niveau van excellentie? De sleutel ligt in gestructureerde methoden zoals Lean Six Sigma en verandermanagement. Het elimineren van verspilling, verminderen van variatie en zorgen voor een sterk verandervermogen vormen de basis. Toch is de theorie maar een klein deel van het verhaal. De echte uitdaging ligt in de implementatie: hoe zorg je ervoor dat iedereen binnen de organisatie meedoet? Dat is precies wat we in de rest van dit artikel gaan verkennen.
Geschiedenis van Operational Excellence
Operational Excellence is geen nieuw begrip, maar een concept dat zich door de decennia heen heeft ontwikkeld. Het begon met de zoektocht naar efficiëntere werkmethoden in de vroege 20e eeuw en groeide uit tot een volwaardige bedrijfsstrategie. Van de productielijnen van Henry Ford tot de Japanse kwaliteitsrevolutie en de datagedreven aanpak van Lean Six Sigma: stuk voor stuk droegen ze bij aan wat we vandaag kennen als Operational Excellence. De echte doorbraak kwam in de jaren ‘90, toen Treacy en Wiersema het als strategisch fundament beschreven. Hieronder een overzicht van de belangrijkste mijlpalen:
Begin 20e eeuw – Scientific Management (Taylorisme). Frederick Taylor introduceert ‘Scientific Management’ en legt de basis voor standaardisatie en procesoptimalisatie. Werk wordt opgedeeld in kleine, meetbare taken om efficiëntie te maximaliseren.
1920-1930 – Henry Ford en Massaproductie. Ford tilt Taylors principes naar een hoger niveau met de lopende bandproductie. Door standaardisatie en schaalvoordelen verlaagt hij kosten en verhoogt hij productiesnelheid, maar flexibiliteit ontbreekt.
1950-1970 – Japanse Kwaliteitsrevolutie en het Toyota Production System. Na de Tweede Wereldoorlog zoeken Japanse bedrijven naar manieren om concurrerend te blijven. Onder invloed van W. Edwards Deming en Joseph Juran ontstaat het Toyota Production System (TPS). Dit systeem, de basis van Lean, richt zich op verspilling elimineren en continue verbetering.
1980-1990 – De Opkomst van Lean en Six Sigma. Amerikaanse bedrijven zoals Motorola en General Electric adopteren en verfijnen de principes van Toyota. Six Sigma wordt geïntroduceerd als een methode om variatie te verminderen en kwaliteit te verhogen. Lean en Six Sigma worden uiteindelijk gecombineerd tot een krachtige methodologie voor procesverbetering.
1993 – The Discipline of Market Leaders (Treacy & Wiersema). Treacy en Wiersema definiëren Operational Excellence als één van de drie dominante bedrijfsstrategieën, naast Product Leadership en Customer Intimacy. Organisaties zoals McDonald’s, Dell en Southwest Airlines worden als voorbeelden genoemd. Ze winnen door hun focus op kostenleiderschap, gestroomlijnde processen en foutloze uitvoering.
2000-2010 – Digitalisering en IT-gedreven Efficiëntie. Operational Excellence wordt steeds vaker ondersteund door technologie. ERP-systemen, procesautomatisering en data-analyse maken het makkelijker om verspilling te elimineren en prestaties te meten.
2010-nu – Wendbaarheid en Duurzaamheid. Operational Excellence verschuift van pure kostenbesparing naar een bredere focus op flexibiliteit, klantgerichtheid en innovatie. AI, machine learning en digitale transformatie zorgen voor nieuwe mogelijkheden. Bedrijven moeten niet alleen efficiënt zijn, maar ook wendbaar blijven in een snel veranderende markt.